Salische Franken
Salische Franken (of Saliërs) waren een noordwestelijke subgroep binnen het stamverband van de vroege Franken, die voor het eerst werden beschreven in historische bronnen uit de derde eeuw.
In 358 vestigden Salische Franken zich binnen het Romeinse Rijk in Toxandrië. Ze kwamen uit de oostelijk van de IJssel en Rijn gelegen delen van Germania. Een ander Frankisch stamverband, de Ripuarische Franken waarmee de Saliërs zich later verenigden, verbleven zuidelijker, ter hoogte van Keulen, rond de oevers van de Rijn, waaraan dezen hun naam ontleenden: het Latijnse ripa betekent oever. De goede verstandhouding tussen de Salische en Ripuarische Franken bleef na de dood van Sigebert de Lamme niet bestaan.[bron?] Koning Clovis duldde geen andere Frankische stammenvorst en begon ze een voor een uit te schakelen, zowel Salische als Ripuarische vorsten, totdat hij in het begin van de 6e eeuw alleenheerser werd over het hele Frankenland.
Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]Romeinse Rijk
[bewerken | brontekst bewerken]De Salische Franken werden door de Saksen zuidwaarts naar het Romeinse gebied gedreven. Hun geschiedenis werd opgetekend door Ammianus Marcellinus en Zosimus, die de Salische migratie naar het zuiden van het huidige Nederland en België beschreef. Tijdens de woelige tijden in het Romeinse Rijk van 260 na Chr. en de Germaanse doorbraak aan de Rijngrens trokken zij voor het eerst de Rijn over. Toen de Pax Romana weer hersteld was, stond de Romeinse keizer Constantius Chlorus in 297 de Saliërs toe om zich tussen de Bataven in de Rijndelta te vestigen, waar zij al spoedig het gebied zouden overheersen.
Ze ontvingen bescherming van de Romeinen en daarvoor in ruil werden zij - tezamen met de andere loyale bewoners uit het Bataafse gebied die hier voor het laatst in de geschiedenis worden genoemd - door Constantius Gallus geronseld voor de Romeinse krijgsdienst. De druk van de Germaanse stammen ten noorden van de Rijn hield echter niet op. Het waren vermoedelijk de Chamaven die de Saliërs ook uit het Bataafse gebied verdreven. De "onbeschaamde" vestiging van de Saliërs op Romeins territorium in het Zuid-Nederlandse Toxandrië werd door de Romeinse generaal Julianus Flavius (de toekomstige Romeinse keizer Julianus de Afvallige) beantwoord met een militaire strafexpeditie. De Saliërs gaven zich in 358 op Romeinse voorwaarden aan hem over.[1]
De Saliërs vormden een los stammenverbond dat in antwoord op de Romeinse macht was opgericht. Elke stam bestond uit een aantal wijd vertakte familiegroepen die zich rondom een enkele vooraanstaande familie hadden gerangschikt. Het belang van de familie blijkt heel sterk uit de Salische Wet, die bepaalde dat een individu dat geen deel uitmaakte van een familie geen recht op bescherming had. Een Salische familie komt in het begin van de vijfde eeuw naar voren in de geschiedenis. Deze familie werd bekend als de Merovingen - een dynastie van Salische koningen die werden vernoemd naar Childerics mythische vader Merovech, aan wiens geboorte bovennatuurlijke elementen werden toegedicht.
Vanaf ongeveer 420 werd onder het leiderschap van een zekere Chlodio, vermoedelijk de vader van Merovech, het grondgebied van de Franken uitgebreid naar het Scheldegebied van de Menapiërs langs de Morinen aan de kust tot de Atrebates aan de Somme in Noord-Frankrijk. Met andere woorden, het territorium breidde zich uit van Germania Inferior naar Belgica Secunda, langs of door het Kolenwoud. Er ontstond zo een koninkrijk waarvan de Belgische stad Doornik van de Nerviërs de hoofdstad was. Dit koninkrijk werd verder uitgebreid door Childeric en vooral diens zoon Clovis, die controle kreeg over het gehele Romeinse Gallië, naar de Franken tegenwoordig Frankrijk genoemd. Gallia werd aldus Francia dankzij de Salische Franken.
In 451 was Flavius Aetius de facto heerser van wat nog over was van het West-Romeinse Rijk. Hij deed een beroep op zijn Germaanse bondgenoten om op Romeinse bodem de aanval van Attila's Hunnen af te slaan. Onder de Romeinse bondgenoten waren ook de Salische Franken (onder Merovech) en samen bezorgden ze de Hunnen een beslissende nederlaag in de Slag op de Catalaunische Velden.
Frankische Rijk
[bewerken | brontekst bewerken]Clovis, koning van de Salische Franken, werd in 486 na Chr. de absolute heerser over een Germaans koninkrijk met een gemengd Romeins-Germaanse bevolking. Hij consolideerde zijn bestuur met de annexatie van de Romeinse rompstaat van Syagrius (de opvolger van Aegidius) alsook met overwinningen over alle andere Frankische stammen, en vestigde zijn hoofdstad in Parijs. Nadat hij de Visigoten en de Alemannen had verslagen, verdreven zijn zonen de Visigoten naar Spanje en onderwierpen de Alemannen, de Bourgondiërs en de Thüringers. Na 250 jaar werd de Salische dynastie gekenmerkt door bloedige strijd, waarna verval intrad. Uiteindelijk werd de leidende rol van de Merovingische dynastie overgenomen door de Karolingen, die eveneens uit het noorden stamden. De familie van Pepijn van Herstal kwam van het Maasgebied in het tegenwoordige België (dus niet het Scheldegebied zoals voorheen de Merovingen). Hierdoor verschoof het machtscentrum terug naar het noorden. Pepijns achterkleinzoon Karel de Grote maakte de oude Romeinse stad Aken tot zijn voornaamste woonstee.
In Gallië vond een fusie plaats tussen de Romeinse en Germaanse leefgemeenschappen. Anders dan met de tot de ariaanse variant van het christendom bekeerde Goten en Lombarden gingen de nog heidense Saliërs, na de bekering van Clovis tot het christendom, over tot het katholicisme. Dit verbeterde de relatie tussen de Franken en de Rooms-Katholieke Kerk, hetgeen het Frankische Rijk verstevigde en zowel de kerkelijke machtsstructuur, de onderdanen als de veroverde gebieden aan de kroon verbond. Hierbij moet worden opgemerkt dat het geen uitgemaakte zaak is dat de Franken (en Clovis) vanuit een niet-christelijke achtergrond voor het katholicisme kozen.
Zowel Edward James (in zijn standaardwerk The Franks, Oxford: Blackwell, 1988) als Marinus Wes (in zijn inleiding tot de Historiën van Gregorius van Tours (vertaald door F.J.A.M. Meijer, Baarn: Ambo, 1994)) argumenteren dat Clovis waarschijnlijk al van in zijn kindertijd een ariaan was en dus niet rechtstreeks vanuit het heidendom tot het katholicisme overging, zoals Gregorius dat graag voorstelde. Ook Clovis’ omgeving, en dus alle Frankische notabelen waren rond 500 zo goed als zeker oorspronkelijk arianen.
De verdeling van het Frankische rijk onder de vier zonen van Clovis (511) was het precedent voor een verdeeldheid die de Frankische geschiedenis gedurende vier eeuwen zou beheersen. De Salische wetten regelden een opvolging langs mannelijke lijn, maar de interpretatie daarvan gaf veel meningsverschillen. Geen enkele andere Germaanse stam kende een dergelijke praktijk die leidde tot een vergelijkbare verregaande opsplitsing van geërfd territorium.
Het onderscheid tussen Salische en Ripuarische Franken had in de 9e eeuw alle betekenis verloren, maar op juridisch terrein bleven de termen nog in gebruik. Het adjectief "Salisch" bleef bewaard in de Salische Wet.
Taal
[bewerken | brontekst bewerken]De Salische Franken spraken Oudnederfrankisch, een voorloper van Oudnederlands, voortgekomen uit West-Nederfrankisch, en de dialecten uit het Duitse Rijnland, die uit Oost-Nederfrankisch zijn gevormd. Oudnederfrankisch was echter een omgangstaal en werd niet geschreven. Er zijn, net zoals in het Oudengels, Oudfries en Oudsaksisch, enkele runenschriften met Oudnederfrankisch overgeleverd.
De Salische koningen hadden al vroeg een voorkeur voor het Latijn als geschreven taal. Latijn is door Karel de Grote definitief als formele schrijftaal in zijn grote rijk ingevoerd. Hij had een bibliotheek in Aken opgericht voor alle geschriften uit die tijd. Maar zijn opvolger, Lodewijk de Vrome, was niet echt tevreden met sommige geschriften (ze waren te heidens) en daarom heeft hij de bibliotheek in brand gestoken. Van de Oudnederfrankische taal is daarom op wat woorden en een enkele zin in de Salische Wet na, niet veel overgebleven.
Mythologie
[bewerken | brontekst bewerken]De Salische Franken hadden een polytheïstische geloofsovertuiging, die behoorde tot de Germaanse mythologie. Het heidense geloof bloeide tot aan de bekering van Clovis tot het christendom, waarna het langzaam verdween.
Hoewel de speer zowel een attribuut van Wodan was, als van de Merovingische vorsten, werd er geen afstamming van Wodan opgeëist, zoals vele andere Germaanse stammen wel deden. Sinds de vroege Merovingische tijd bestond de traditie van een door ossen of stieren getrokken kar. De dieren die de kar trokken, hadden een bijzondere status. Volgens de Salische wet werd het stelen van deze dieren vergolden met onevenredig hoge straffen. In het graf van Childeric werd een kunstig uit goud bewerkte stierenkop gevonden. Dit zou kunnen wijzen op een herinnering aan een oud vruchtbaarheidsritueel verbonden aan het Merovingische koningschap.
Een mythisch karakter heeft het verhaal rond de verwekking van Merovech, de voorouder waarnaar de dynastie werd vernoemd. Fredegarius[2] schrijft dat de Frankische koning Chlodio een zomers bad nam met zijn vrouw, toen zij werd aangevallen (en kennelijk verkracht) door een soort zeemonster, dat uiterlijk leek op Neptunus en de Minotaurus. Daardoor zou onbekend zijn of Merovech was verwekt door Chlodio of door het monster.
De Salische Franken, hadden volgens Eduardo Fabbro een speciale toewijding aan de god Ing. Fabbro ziet hem als een synoniem voor Freyr, wiens cultus volgens hem nog steeds kon worden ontwaard in de tijd van Clovis.[3]
Wetenschappelijke discussie
[bewerken | brontekst bewerken]Het idee dat met de term Salii (Saliërs) een specifieke groep Franken wordt bedoeld, lijkt volledig te zijn ingeburgerd. Een van de belangrijkste aanwijzingen zou de Lex Salica zijn, het wetboek van de zogenaamde Salische Franken. Dat dit niet het geval hoeft te zijn, wordt beargumenteerd door Matthias Springer.[4] Hij wijst erop dat in geen enkele Merovingische tekst wordt gesproken van Salii, terwijl volgens de gangbare aanname de Merovingische Franken Saliërs zijn. Alleen in vierde- en vijfde-eeuwse Romeinse teksten is sprake van Σαλιοι, te beginnen bij Julianus. Volgens Springer is het woord dan ook geen eigennaam, maar een aanduiding die zoveel betekent als ‘vriend’, ‘medestrijder’ en ‘kameraad’. Een verder argument tegen de aanname dat het woord Salica (`van de Saliërs‘) in de Lex Salica inderdaad op een gens (stam of volk) zou duiden, is dat in dat geval het net zoals de andere bekende barbaarse wetboeken in de genitivus pluralis had moeten staan, in de trant dus van Lex Saliorum, net zoals de Lex Alamannorum of Lex Thunringorum.
Voetnoten
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Ammianus Marcellinus - Res Gestae, Book XVII-8
- ↑ Pseudo-Fredegar, Hist. III, 9. (in: M.G.H. SS. R. M. t.II, Hannover 1888)
- ↑ Germanic Paganism among the Early Salian Franks - Eduardo Fabbro, M.A., University of Brasilia, The Journal of Germanic Mythology and Folklore, Volume 1, Issue 4, August 2006 (PDF)
- ↑ Salier und Salisches recht - Beobachtungen zu den Wörtern Salii und Salicus, in: Die Franken. Wegbereiter Europas. Vor 1500 Jahren: König Chlodwig und seine Erben, Mainz, 485 - 487, 1996.
Literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]- James, E. (1990): De Franken (vertaald uit het Engels: The Franks), 278 blz., uitgeverij Ambo - Baarn, ISBN 90-263-1044-7
- Blok, D.P. (1979): De Franken in Nederland, ISBN 9022837394
- Geary, P.J. (1988): Before France and Germany. The creation & transformation of the Merovingian World, New York, ISBN 0-19-504458-4
- Geary, P.J. (2002): The myth of nations. The Medieval origens of Europe, Princeton, ISBN 0-691-11481-1