aanpassing

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  aanpassing    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈampɑsɪŋ / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• aan·pas·sing

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van aanpassen met het achtervoegsel -ing.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	aanpassing	aanpassingen
verkleinwoord	aanpassinkje	aanpassinkjes

Zelfstandig naamwoord

de aanpassing v

1. een verandering zodat iets beter werkt

   • Dat was de goede aanpassing waardoor het computerprogramma eindelijk goed werkte. 

   ▸ De outfit komt 'met alle toeters en bellen', inclusief de aanpassingen die Whitney zelf heeft gedaan. In het grijze pak dat de zangeres onder de outfit droeg, zitten zelfs nog wat gaten die er tijdens de opnames zijn ingekomen. Ook missen er daardoor wat chromen balletjes die aan het pak zaten.

2. het zich aanpassen

   • Hij maakte een aanpassing in zijn manier van lesgeven. 

   ▸ In de jaren daarna deed Swanson nog enkele aanpassingen aan hun een- persoonsmaaltijden.

Synoniemen

• [1] correctie, verbetering

Hyponiemen

• indexaanpassing, kleuraanpassing, koersaanpassing, wederaanpassing

Afgeleide begrippen

   

aanpassingsbeleid aanpassingsfactor aanpassingsklas aanpassingskosten aanpassingsmoeilijkheden aanpassingsperiode aanpassingsprobleem aanpassingsproces aanpassingsprogramma aanpassingsstoornis aanpassingsstrategie aanpassingstactiek aanpassingstechniek aanpassingstermijn aanpassingsvermogen

Vertalingen

    1. een verandering in een richting   

Duits: Anpassung (de) v

    2. het zich aanpassen   

Duits: Anpassung (de) v Engels: adaptation (en), adjustment (en)

Frans: adaptation (fr) v, adjustement (fr) m Spaans: acomodación (es) v, adaptación (es) v, adecuación (es) v

Gangbaarheid

• Het woord aanpassing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanpassing" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.