béguin
Uiterlijk
béguin m
- (spreektaal) lichte verliefdheid
- «Elle a le béguin pour son prof de maths.»
- Ze heeft een oogje op haar wiskundeleraar. [1]
- «Elle a le béguin pour son prof de maths.»
- (spreektaal) vriendje, liefje
- «Ça fait trois semaines que Sophie a un béguin.»
- Sophie heeft al drie weken een vriendje. [1]
- «Ça fait trois semaines que Sophie a un béguin.»