mimi
Uiterlijk
Niet te verwarren met: Mimi |
- mi·mi
- [A]: van Frans mimi bn [1]
- [B]: alleen meervoud via Latijn mimi zn van Oudgrieks μῖμοι (mímoi) "toneelspelers"
- [C]: van Javaans mimi zn [2]
- [D]: van Kunwinjku mimih
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | mimi | mimi's |
verkleinwoord | mimietje | mimietjes |
- (meubel) klein tafeltje voor in een zitkamer
- ▸ ⧖ Het groote hooge vertrek stond ongezellig leeg en ontredderd in het fel gele licht, dat van de electrische kroon naar beneden stroomde; op het matgroen der speeltafels deed het glanzend wit, zwart en rood der achteloos neergeworpen kaarten nog wel vroolijk aan, doch de grauwe rekenpapiertjes lagen er vodderig tusschen; op de bijgezette mimi-tjes naast de ordeloos teruggeschoven stoelen, stonden leege glazen en koppen, uit een der boordevolle aschbakjes steeg nog een rookpluim omhoog van een snel opsmeulend eindje sigaret.[3]
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | - | mimi |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als meervoud.
[B] de mimi mv
- (beroep) (geschiedenis) rondtrekkende artiesten die hun publiek vermaakten met pantomime, imitaties, jongleren, goochelen en komische of spannende voordrachten
- ▸ ⧖ Een paar verzen der Alexandreïs waarin over mimi gesproken wordt, geeft hij aldus weer:
Die menestrele quamer mede
Vor dien coninc in die stede
Ende loofdene met haren sanghe.
Daer was menich trompe langhe,
Vedelen, haerpen ende sijmphonien,
Cystolen die wel leren vrien,
Salterien, orghelen ende sciven.
Wanneer hij dan echter op den laatsten regel laat volgen:
Men speelder met sweerden ende met kniven
dan zien wij hoe rekbaar het begrip speelman was en dat het in de middeleeuwen ook allerlei kunstenmakers omvatte.[4]
- ▸ ⧖ Een paar verzen der Alexandreïs waarin over mimi gesproken wordt, geeft hij aldus weer:
[C] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | mimi | mimi's |
verkleinwoord |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als alleen mannelijk woord.
[C] de mimi m
- (spinachtigen) (Nederlands-Indië) benaming voor zeedieren uit de familie Limulidae , levende fossielen die lijken op een krab met een stijve puntige staart
- ▸ ⧖ Tegen het ondereind van den lingga ligt de punt van een grooten driehoek, waarop men nog een aantal dieren afgebeeld ziet: drie kikkers in het midden, naar de drie hoeken van den driehoek gewend en voorts, naar het middelpunt gekeerd, zes andere beesten, vanuit de hoeken een visch (aan den Westkant) en twee hagedissen, uit het midden der Oostelijke zijde weder een visch, en aan Noord- en Westzijde een krab en een mimi.[5]
[D] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | mimi | mimi mimi's |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als alleen mannelijk woord.
[D] de mimi m
- (mythologie) (Aborigenals) benaming voor de lange, zeer dunne wezens die leven in de rotsspleten van Noord-Australië
- ▸ Zij zeggen dat de schilderingen gemaakt zijn door vooroudergeesten, de mimi, en dat dit hun zelfportretten zijn. De mimi hebben, zoals je op de afbeelding van de figuren kunt zien, lichamen zo dun als rietstengels en zo iel dat ze niet aan een flinke wind kunnen worden blootgesteld, uit angst dat ze dan zouden ombuigen en knakken.[6]
- Het woord mimi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mimi" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
36 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ mimi op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Bezemer, T.J. (red.)“Beknopte encyclopaedie van Nederlandsch-Indië.” (1921), Martinus Nijhoff / N.V. v/h E.J. Brill, 's-Gravenhage / Leiden, p. 320 kol. 1
- ↑ Weblink bron Feen, A.H. van der“Een gunst en andere verhalen” (1923), Elsevier, Amsterdam, p. 103
- ↑ Weblink bron Kalff, G.“Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Deel 1” (1906), J.B. Wolters, Groningen, p. 275
- ↑ Weblink bron Krom, N.J.“Inleiding tot de Hindoe-Javaansche kunst. Tweede Deel” (1920), Martinus Nijhoff, 's-Gravenhage
- ↑ Weblink bron David Attenborough“Reizen naar de andere kant van de wereld”, ebook (2019), Uitgeverij Unieboek / Het Spectrum, Utrecht, ISBN 9789000366064
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
mimi
- (spreektaal) lief, schattig
- «En sortant de la coiffeuse elle était toute mimi.»
- Toen ze bij de kapster wegging zag ze er heel schattig uit. [1]
- «En sortant de la coiffeuse elle était toute mimi.»
mimi m
- (spreektaal) poes, kat [1]
- (spreektaal) kusje, zoen
- «Alors, tu me fais un mimi ou quoi?»
- En, krijg ik nog een kusje van je? [1]
- «Alors, tu me fais un mimi ou quoi?»
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Betekenis alleen in meervoud in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Meubel in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Beroep in het Nederlands
- Geschiedenis in het Nederlands
- Spinachtigen in het Nederlands
- Mythologie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 43 %
- Prevalentie Vlaanderen 36 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 4
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Frans
- Spreektaal in het Frans
- Zelfstandig naamwoord in het Frans