rozig
Uiterlijk
- ro·zig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rozig | roziger | rozigst |
verbogen | rozige | rozigere | rozigste |
partitief | rozigs | rozigers | - |
rozig
- een licht rode kleur
- Meisjes houden van rozige spulletjes.
- aangenaam lui vaak na een hete douche of een warm bad
- Ik was lekker rozig na de douche die ik genomen had na de lange wandeling.
- Het woord rozig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rozig" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be