Syllabus ijzertijdaardewerk
Lasse van den Dikkenberg
2018
WEA logo. Foto: kamstreek scherf Midden-IJzertijd en nagemaakt ijzertijdaardewerk (Lasse
van den Dikkenberg). Tekening: spintollen en weefgewichten uit de IJzertijd (Van den Broeke
2005a, 614).
2
Inhoudsopgave
Voorwoord
4.
1. Inleiding
4.
2. Potten typen in de IJzertijd
5.
3. Andere voorwerpen van klei in de IJzertijd
28.
4. Versieringen op potten
31.
5. Technieken potten kleien
33.
6. Baktechnieken IJzertijd
35.
Literatuurlijst
36.
3
Voorwoord
Na de syllabus over eten in de IJzertijd wilde ik de reeks verder uitbreiden. Een syllabus over
aardewerk lag vooral voor de hand omdat er veel literatuur beschikbaar is over
ijzertijdaardewerk. Met name het proefschrift van Peter van den Broeke dat in 2012 is
verschenen vormt hiervoor een goede basis. Net als de eerder verschenen syllabus over eten
was hier ook het doel om op basis van wetenschappelijke studies een handleiding op te stellen
voor het namaken van ijzertijdaardewerk. Het grootste deel van de syllabus bestaat uit
afbeeldingen van potvormen die zijn overgenomen uit het proefschrift van Van den Broeke.
Hiermee hoop ik een goed overzicht te bieden van de mogelijkheden van het gebruikte
aardewerk in de IJzertijd. Daarnaast zullen ook de technieken voor het vormen, versieren en
bakken van ijzertijdaardewerk aan bod komen.
1. Inleiding
Omdat aardewerk goed bewaard blijft weten we relatief veel over aardewerk, veel meer dan
bijvoorbeeld over kleding of voedsel. Omdat we al zoveel informatie hebben over Nederland
heb ik me in deze syllabus beperkt tot het ijzertijdaardewerk dat in Nederland is gevonden.
Eerst zullen de verschillende pottypen uit de IJzertijd besproken worden. Daarna zullen
andere voorwerpen die ook van klei werden gemaakt behandeld worden. Klei die wordt
gebruikt als bouwmateriaal zal niet worden besproken gezien dit een aparte categorie vormt.
Hierna zullen de verschillende versieringsmethoden behandeld worden. Daarna worden de
technieken om potten te kleien behandeld en als laatste zal het bakken van ijzertijdaardewerk
worden behandeld.
4
2. Potten typen in de IJzertijd
Om een zo compleet mogelijk overzicht te geven van de mogelijkheden zullen in dit
hoofdstuk de vormtypen getoond worden zoals die in het proefschrift van Peter Van den
Broeke staan (2012). Dit proefschrift is gebaseerd op vondsten uit Oss en het gaat met name
over het aardewerk dat voorkomt in Zuid Nederland maar er zitten ook typen bij die ook in
Noord Nederland voorkomen. Sommige pottypen komen eigenlijk alleen voor in de Romeinse
tijd. Dit zal dan apart worden vermeld.
Afbeelding 1. Vormtypen 1-2, schalen met een gelobde wand, bijna altijd met versieringen (Van den
Broeke 2012, 45).
Van de vormtypen 1 en 2 moet gezegd worden dat deze al vanaf de Late Bronstijd
voorkomen. Sommige versieringen komen dan ook alleen in deze periode (en dus niet in de
IJzertijd) voor. Het gaat dan om versiering met fijne groeven en de versiering met
aaneengesloten nagelindrukken met weinig reliëf (Van den Broeke 2012, 45).
5
Afbeelding 2. Vormtype 3-4 van den Broeke. Schalen en rechtsboven een “Eierbecher” (Van den
Broeke 2012, 46).
Bij het eerste vormtype is het wel interessant om op te merken dat hier onder andere een
Eierbecher te zien is. Dit type bestaat ook met een rechte steel naar beneden. De functie van
dit kleine voorwerp is onduidelijk. Mogelijk zat hier drank in of werd het als een eierbeker
gebruikt. Het derde schaaltje rechts van boven, nr. 9, is een Inheems-Romeins potje.
6
Afbeelding 3. Vormtype 5, potten en schalen (Van den Broeke 2012, 52).
Het kleine potje nr. 6 bij type 5a is eigenlijk een Inheems-Romeins potje.
7
Afbeelding 4. Vormtype 6-13, potten en schalen (Van den Broeke 2012, 52).
Nummer 7 van type 11b is een Inheems-Romeins potje.
8
Afbeelding 5. Vormtype 21-22, potten en schalen (Van den Broeke 2012, 54).
Hier moet opgemerkt worden dat de pot met verticale kamstreken die aan de bovenkant
uitkomen bij een band van een horizontale kamstreek (nr. 12), alleen voorkomt in de
Romeinse tijd. Ook de nummers 14, 16, 17 en 18 komen eigenlijk alleen in de Romeinse tijd
voor. Ook potje nummer 8 van type 21 is eigenlijk Inheems-Romeins.
9
Afbeelding 6. Vormtype 23, potten (Van den Broeke 2012, 54).
10
Afbeelding 7. Vormtype 25, potten (Van den Broeke 2012, 58).
11
Afbeelding 8. Vormtype 31-33, potten en schalen (Van den Broeke 2012, 60).
De potten 12 tot en met 16 zijn Inheems-Romeinse potten.
12
Afbeelding 8. Vormtype 34, potten (Van den Broeke 2012, 62).
13
Afbeelding 9. Vormtype 41, potten en schalen (Van den Broeke 2012, 63).
14
Afbeelding 10. Vormtype 42a, potten (Van den Broeke 2012, 64).
De pot rechtsboven in afbeelding 11 is eigenlijk een inheems Romeinse pot uit de 1e-eeuw na
Chr.
15
Afbeelding 11. Vormtype 42a-43, potten (Van den Broeke 2012, 65-66).
16
Afbeelding 12. Vormtype 44-5, potten (Van den Broeke 2012, 66-68).
17
Afbeelding 13. Vormtype 51, potten (Van den Broeke 2012, 70).
Zie in afbeelding 13 ook vooral het de pot met de gaatjes onderin die dus als vergiet gebruikt
kan zijn.
18
Afbeelding 14. Vormtype 53-4, potten (Van den Broeke 2012, 72).
De onderste twee potten in afbeelding 14 zijn Inheems-Romeinse potten.
19
Afbeelding 15. Vormtype 55a, potten (Van den Broeke 2012, 74).
Pot nummer 11 is een Inheems-Romeinse pot.
20
Afbeelding 16. Vormtype 55a, potten (Van den Broeke 2012, 75).
21
Afbeelding 17. Vormtype 55b-56, potten (Van den Broeke 2012, 76).
Pot nummer 10, type 56a, is een Inheems-Romeinse pot.
22
Afbeelding 18. Vormtype 57, potten (Van den Broeke 2012, 78).
23
Afbeelding 19. Vormtype 58-59, potten (Van den Broeke 2012, 79-80).
24
Afbeelding 20. Vormtype 71-73, potten (Van den Broeke 2012, 81-82).
25
Afbeelding 21. Vormtype 74-76, potten (Van den Broeke 2012, 82-84).
De hoekige potten van type 74-75 zijn kenmerkend voor de Midden IJzertijd. Dit zijn
imitaties van Marne-aardewerk uit Noord Frankrijk.
26
Afbeelding 22. Vormtype 99, potten (Van den Broeke 2012, 85).
Afbeelding 23. Driehoekig smeltkroesje (Van den Broeke 2005a, 605).
In afbeelding 22 en 23 zijn smeltkroesjes te zien. Bij afbeelding 22 gaat het om nummer 6.
Deze smeltkroesjes werden gebruikt voor het smelten van metalen zoals brons, koper, goud en
zilver.
27
3. Andere voorwerpen van klei in de IJzertijd
In dit hoofdstuk worden andere voorwerpen, behalve potten en schalen, die van klei gemaakt
werden in de IJzertijd behandeld. Hierbij zullen gebouwde structuren buiten beschouwing
gelaten worden. Ovens, muren en vloeren van huizen werden namelijk ook van klei gemaakt.
Afbeelding 24. Voorwerpen voor textielbewerking (Van den Broeke 2005a, 614).
Een eerste groep voorwerpen zijn voorwerpen die gebruikt werden om textiel te maken.
Nummers 1 t/m 9 zijn spintollen die op een stok werden geplaatst. Deze konden dus
gebruiken voor het spinnen van wollen draden (of draden van plantaardige vezels). De
nummers 10 t/m 11 zijn weefgewichten die gebruikt worden om de draden op een
weefgetouw strak te spannen. Hierbij werden meerdere draden aan één gewicht gehangen. De
weefgewichten variëren in gewicht van enkele honderden grammen tot soms wel meer dan
een kilo (Van den Broeke 2005a, 614).
28
Afbeelding 25. Voorwerpen voor metaalbewerking (Van den Broeke 2005a, 607; Butler en Fokkens
2005, 381).
In afbeelding 25 zijn voorwerpen weergegeven die gebruikt werden bij het bewerken van
metaal. In het vorige hoofdstuk zijn hier ook een aantal smeltkroesjes langsgekomen die ook
in deze categorie vallen (afbeelding 22-23). Links is een tuyere te zien, dit is het aardewerken
uiteinde van een blaasbalg waardoor de lucht het vuur in werd geblazen om dit op de juiste
tempratuur te krijgen. Rechts is een Bronstijd mal te zien die gebruikt werd om bronzen
voorwerpen te maken. Ook in de IJzertijd zullen dit soort kleimallen gebruikt zijn voor het
maken van bronzen, koperen, zilveren en gouden voorwerpen.
Afbeelding 26. Slingerkogel IJzertijd (Leeuwe 2007, 26).
Een andere categorie word gevormd door slingerkogels. Deze kogels kunnen zowel voor de
oorlog als de jacht gebruikt worden. De slinger word als wapen in Nederland geïntroduceerd
in de Midden-IJzertijd, zo rond 500 v.Chr. Deze blijven in gebruik tot in de Romeinse tijd
(Leeuwe 2007, 26).
Afbeelding 27. Mogelijke kaasvorm en spitsteun (Van den Broeke 2005a, 619).
Op afbeelding 27 is links een pot zonder bodem, een mogelijke kaasvorm, te zien. Rechts is
een blok klei met een gat te zien dat mogelijk als spitsteun gediend heeft bij het bereiden van
vlees aan het spit.
29
Afbeelding 28. Aardewerk zoutwinning (Van den Broeke 2005b, 515).
Het aardewerk van afbeelding 28 werd gebruikt bij zoutwinning en het transport van zout.
Zout werd in Nederland gewonnen uit zeewater. De zoutgootjes, helemaal links bij nummer 1,
dateren uit de Vroege IJzertijd en deze worden tot ver in het binnenland van Nederland terug
gevonden. Zout werd dus met deze voorwerpen over grote afstanden getransporteerd.
Verder werden er simpele ronde en ovale kralen gemaakt van klei. Deze werden eenvoudig
om een stokje heen gekleid. In Oss zijn verder ook fragmenten van een soort bakplaat van klei
gevonden.
30
4. Versieringen op potten
Hier zullen de verschillende versieringstechnieken worden behandeld die werden toegepast in
de IJzertijd. Het gebruik van deze technieken varieert sterk per type pot. Niet alle versieringen
werden dus voor alle pottypen gebruikt. Als je zeker wilt zijn of de versiering die je gebruikt
ook bij dit het pot-type voorkomt dat je namaakt kun je het beste de publicatie van Peter van
den Broeke erop naslaan (2012). Je kunt er ook voor kiezen om een bestaande pot van een
afbeelding, bijvoorbeeld uit deze syllabus, na te maken. Dan weet je in ieder geval zeker dat
deze techniek bij dat type gebruikt word.
Besmeten aardewerk
Deze techniek komt zeer veel voor bij IJzertijd aardewerk. Bij deze
techniek gooi je klei tegen de, vaak gepolijste, wand van de pot.
Hiermee ontstaat een ruw oppervlak. In sommige gevallen lijkt de
pot eerder door de natte klei heen te zijn gerold. Het is onduidelijk
waarom men dit deed en het fenomeen komt vrijwel uitsluitend
voor in de IJzertijd en de techniek komt dan in alle fasen van de
ijzertijd voor. In de Midden-IJzertijd is zelfs ongeveer de helft van
al het aardwerk dat op nederzettingen in Zuid Nederland afgewerkt
met deze techniek (Van den Broeke 2012, 105).
Afbeelding 29. Pot met
Wandversierings-technieken
besmeten oppervlak
(http://www.limburgserfgoed.
In de IJzertijd zijn veel soorten wandversieringen toegepast.
nl/detail/11034).
Een veel voorkomende techniek is de versiering met vinger
of nagelindrukken. Deze techniek wordt soms gebruikt om een pot
vlak-dekkend tot aan de schouder te versieren. Soms worden er echter ook slechts een paar
indrukken gemaakt of er worden indrukken in banden of lijnen gemaakt. Soms word een band
van klei horizontaal over een pot gelegd waarna deze met vingerindrukken word versierd
(Van den Broeke 2012, 113-116, 123). Een andere manier van versieren is de versiering met
groeven. Hierbij word met een scherp voorwerp een V-vormige groef gemaakt, of men maakt
met een rond voorwerp een U-vormige groef. De U-vormige groeven komen zowel voor als
brede groeven (cannelures) en als smalle groeven. Er bestaan ook dubbele groeven,
zogenaamde W-vormige groeven (Van den Broeke 2012, 116-117). Kamstreek versiering
komt voor tijdens de hele IJzertijd maar dit is vooral kenmerkend voor de Midden-IJzertijd.
Bij deze techniek word met een kam een serie parallelle groeven gemaakt in de pot. Bij
sommige potten die vlak-dekkend zijn versierd met kamstreekversiering, worden de
kamstreken deels weggesmeerd of gepolijst in banen (Van den Broeke 2012, 116-117, 125).
Dellen, ronde of ovale indrukken, worden gemaakt door een rond of ovaal voorwerp in de klei
te drukken. Een andere techniek is het maken van cirkelvormige indrukken. Hierbij word met
een hol buisje (bijvoorbeeld een rietstengel) een cirkelvormige indruk gemaakt in de pot (Van
den Broeke 2012, 119-120). Een bijzonder, en zeldzaam, type versiering wordt gemaakt door
een getordeerde armband over de klei te rollen waardoor een zogenaamde ringafrolling
ontstaat. Een ander type is de versiering met noppen. Dit zijn ronde plastische elementen, ook
wel aangeduid als wratten. Deze techniek wordt echter bijna uitsluitend gebruikt in de
Romeinse tijd. Andere versieringstechnieken zijn het maken van korte kerven of
spatelindrukken (Van den Broeke 2012, 121-122). De wandversieringstechnieken worden
vaak volgens een vast patroon toegepast. Ook worden bepaalde technieken vooral toegepast
31
op bepaalde delen van de pot (Van den Broeke 2012, 122-126). Deze patronen zullen hier niet
individueel besproken worden maar voor inspiratie kan je het beste kijken naar de
voorbeelden in deze syllabus. Wie hier meer over wil weten kan het proefschrift van Peter van
den Broeke raadplegen (2012).
Randversierings-technieken
In de IJzertijd worden de randen van potten vaak afgewerkt met
een versierde rand. Het meest voorkomende type is een dikke
bovenrand waarin van bovenaf vingertop indrukken zijn gemaakt
(type A1). Deze lopen dan geheel rondom de rand. Een andere
randversieringstechniek is het maken van smalle gleufjes met een
spateltje of nagel (type A2). Deze worden dwars op de rand
gezet. Een ander randtype is de zogenaamde golfrand (type A3).
Hierbij word met het drukken van de vinger schuin op de rand (of
eerder het knijpen van de rand) een golfbeweging in de rand
gemaakt. Een rand waarbij meer technieken in twee of meer rijen
gebruikt worden heet een meervoudige randversiering (Van den
Broeke 2012, 107-109).
Afbeelding 30.
Nagemaakte IJzertijd
pot met rand versierd
met vingertop
indrukken (foto: Lasse
van den Dikkenberg).
32
5. Technieken potten kleien
Potten worden in de IJzertijd met de hand gemaakt, zonder draaischijf. Eerst maakt men een
duimpotje met de hand waarna deze word uitgebreid doormiddel van rolopbouw. Hierna word
de pot verder uitgedund en word er een rand aangezet. Hierna kan een pot versierd, gepolijst
of besmeten worden. Potten kunnen ook gemaakt worden met vormsteunen. Dit zijn een soort
mallen waarin een pot gevormd word. Op deze manier kan je makkelijker een gelijkmatige
pot maken. Om de wand dunner te maken werden de wanden uitgesmeerd en geplet, terwijl
uitschrapen of bijsnijden van de wand nauwelijks gebeurde. Als de wand de gewenste dikte
had werd deze vaak gepolijst of op een andere manier glad gemaakt. Op deze manier werden
potten beter waterdicht gemaakt. Versieringen van potten werden altijd in de natte klei
aangebracht (Van den Broeke 2012, 203-212).
Afbeelding 31. Potten kleien in de IJzertijd (Van den Broeke 2012, 203).
33
Verschraling
Aardewerk word verschraalt zodat de potten steviger worden en ze minder snel breken tijdens
het bakken. Bij verschralen voeg je andere materialen aan de klei toe. In de IJzertijd gebeurde
dit met potgruis (vermalen potscherven), grof zand, steengruis, grind en plantaardig materiaal.
Incidenteel worden Midden-IJzertijd potten in het kustgebied ook verschraald met schelpgruis
(Van den Broeke 2012, 128-131). De hoeveelheid verschraling die je moet toevoegen hangt af
van de klei en het verschralingsmateriaal dat je gebruikt.
34
6. Baktechnieken IJzertijd
Voor het bakken zullen de potten moeten drogen. Drogen moet gelijkmatig gebeuren en het
duurt ongeveer twee weken voordat een pot goed droog is
(https://ijzertijdboerderij.wordpress.com/2009). In de IJzertijd zullen verschillende
baktechnieken gebruikt zijn voor het bakken van aardewerk. De simpelste manier is het
bakken van aardewerk in een open vuur. Een iets geavanceerdere techniek is het bakken van
aardewerk in een ingegraven kuiloven. Het stoken van een kuiloven zal hieronder in meer
detail worden besproken. Vanaf de IJzertijd kennen we ook de eerste echte ovens die mogelijk
voor het bakken van potten werden gebruikt (Van den Broeke 2005a, 607). Experimenten met
reconstructies van deze ovens toonde echter aan dat de tempratuur in de kamer waar deze
potten gebakken zouden worden varieerde tussen de 100 en 300 graden Celsius (Flamman
1996, 3-9). Het kan op basis van één experiment niet worden uitgesloten dat dit de maximum
temperatuur is die deze oven kan bereiken. Maar 300 graden is in ieder geval te weinig om
aardewerk te bakken aangezien ijzertijdaardewerk werd gebakken bij temperaturen tussen de
500 tot 900 graden (Van den Broeke 2012, 213). De ovens zouden natuurlijk ook gestookt
kunnen zijn met het gebruik van een blaasbalg en in dat geval zouden de vereiste
temperaturen wel bereikt kunnen worden. Dan zouden we echter erg hardgebakken aardewerk
verwachten (vergelijkbaar met bijvoorbeeld Middeleeuws steengoed), iets dat we niet kennen
uit de IJzertijd. Dus persoonlijk denk ik dat deze ovens niet echt gebruikt zijn voor het bakken
van potten.
Stoken van een kuiloven
Eerst moet een ondiepe kuil gegraven worden. Hierin word vervolgens een klein houtvuurtje
gestookt waaromheen de potten worden gedroogd. Het doel hiervan is ook om een mooie
as/houtskool laag te creëren als bodem van de oven. Bij het drogen van de potten is het
belangrijk dat dit gelijkmatig gebeurd. Dit drogen is een extra stap nadat de potten al twee
weken gedroogd zijn, het is dus geen vervanging hiervan. Als de potten ongeveer 2 uur zijn
opgewarmd worden ze gevuld met brandbaar materiaal, bijvoorbeeld kleine takjes. Het vuur
werd daarna afgedekt met vochtig materiaal, bijvoorbeeld natte bladeren of nat hooi. Hierop
werden de potten nu in een piramidevorm gestapeld, het liefst met de rand naar beneden. De
ruimte tussen de potten word opgevuld met brandbaar materiaal zoals takken, stukjes hout en
hooi. Om de piramide werd hout gestapeld, eerst kleinere takken en daarna grotere stukken
hout. Je steekt nu de stapel hout aan op verschillende plekken langs de rand. Zodra dit goed
brandt kan je beginnen met het afdekken van de stapel met plaggen waarbij de bovenkant
open zal worden gehouden. Als het vuur onder de stapel nog heet genoeg was dan hoeft de
stapel niet aangestoken te worden en zal het vuur vanzelf oplaaien. Dan kan je direct beginnen
met het afdekken met plaggen. Bij het afdekken worden er ook enkele openingen aan de
onderkant open gelaten voor de doorvoer van zuurstof. Hierdoor zal er een natuurlijke
“schoorsteentrek” ontstaan in de oven. De oven zal nu steeds heter worden hierbij hoeven wij
eigenlijk niks meer te doen. Het enige wat we moeten doen is zorgen dat de oven niet te heet
wordt en dat deze niet door de plaggen heen brandt. Als dit wel gebeurt moeten we de gaten
die ontstaan afdekken met nieuwe plaggen en waar dit nodig is houden we de plaggen nat met
water. Nu wachten we ongeveer 24 uur totdat de oven is uitgebrand en afgekoeld is waarna
we de stapel uit elkaar halen. Bij dit soort ovens is het breekpercentage erg hoog, bij
experimenten sneuvelt regelmatig 60% van de potten
(https://ijzertijdboerderij.wordpress.com/2010).
35
Literatuurlijst
Broeke P. van den, 2005a. IJzersmeden en pottenbakkers, Materiële cultuur en technologie,
in: Kooijmans L.L., P.W. Broeke van den, H. Fokkens, A. Gijn van (eds.), Nederland in de
Prehistrorie. Amsterdam: Bert Bakker, 603-625.
Broeke P. van den, 2005b. Zoutzieders aan de Noordzee, zeezout voor het achterland , in:
Kooijmans L.L., P.W. Broeke van den, H. Fokkens, A. Gijn van (eds.), Nederland in de
Prehistrorie. Amsterdam: Bert Bakker, 513-517.
Broeke P. van den, 2012. Het handgevormde aardewerk uit de ijzertijd en de Romeinse tijd
van Oss-Ussen Studies naar typochronologie, technologie en herkomst. Leiden: Sidestone
Press.
Butler, J. en H. Fokkens, 2005. Van steen naar brons, Technologie en materiële cultuur, in:
Kooijmans L.L., P.W. Broeke van den, H. Fokkens, A. Gijn van (eds.), Nederland in de
Prehistrorie. Amsterdam: Bert Bakker, 371-399.
Flamman, J., 1996. De reconstructie van een ijzertijd-oven uit West-Nederland, Bulletin voor
Archeologische Experimenten en Educatie, 1996-1, 3-9.
Leeuwe, R. de, 2007. Een vindplaats uit het Neolithicum en de IJzertijd aan de Dorpstraat te
Macharen. Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek (IVO-proefsleuven), Archol rapport
75.
Lijst met websites
http://www.limburgserfgoed.nl/detail/11034
Geraadpleegd op 8-01-2017
https://ijzertijdboerderij.wordpress.com/2009/01/27/prehistorische-potten-kleien/
Geraadpleegd op 8-01-2017
https://ijzertijdboerderij.wordpress.com/2010/09/07/stoken-van-een-gesloten-kuiloven/
Geraadpleegd op 8-01-2017
36