sábado
Uiterlijk
- Ontstaan uit het christelijk-Latijnse sabbatum (zaterdag, sabbat).
sábado m
Dagen in het Galicisch | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
luns maandag |
martes dinsdag |
mércores woensdag |
xoves donderdag |
venres vrijdag |
sábado zaterdag |
domingo zondag |
- sá·ba·do
- Ontstaan uit het christelijk-Latijnse sabbatum (zaterdag, sabbat).
sábado m
Dagen in het Portugees | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
segunda-feira maandag |
terça-feira dinsdag |
quarta-feira woensdag |
quinta-feira donderdag |
sexta-feira vrijdag |
sábado zaterdag |
domingo zondag |
- IPA: /ˈsaβ̞aðo/
- Ontstaan uit het christelijk-Latijnse sabbatum (zaterdag, sabbat).
enkelvoud | meervoud |
---|---|
sábado | sábados |
sábado m
Dagen in het Spaans | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
lunes maandag |
martes dinsdag |
miércoles woensdag |
jueves donderdag |
viernes vrijdag |
sábado zaterdag |
domingo zondag |
Categorieën:
- Woorden in het Galicisch
- Zelfstandig naamwoord in het Galicisch
- Dag in het Galicisch
- Woorden in het Portugees
- Woorden in het Portugees van lengte 6
- Zelfstandig naamwoord in het Portugees
- Dag in het Portugees
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 6
- Woorden in het Spaans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Spaans
- Dag in het Spaans