Fobie
Een fobie (Grieks: φόβος, phóbos = angst, vrees[1]) is een psychische aandoening waarbij iemand, om doorgaans onduidelijke redenen, een overmatige angst ontwikkelt voor specifieke zaken of situaties. Deze angst staat niet in verhouding tot de reële bedreiging die van de situatie of het object uitgaat en de lijder is zich hiervan goed bewust. Niet alle angststoornissen worden fobieën genoemd. Als angst niet voor bepaalde zaken of situaties is, spreken we niet van een fobie, maar van een paniekstoornis of van gegeneraliseerde angst.
Classificatie
[bewerken | brontekst bewerken]De DSM-IV[2] erkent drie klassen fobieën:
- agorafobie (pleinvrees, straatvrees)
- sociale fobie,
- specifieke fobie, voorheen[2] ook enkelvoudige fobie[3] genoemd.
Ook kunnen fobieën worden onderverdeeld naar onderwerpsoort, zoals:
- dierenfobie, zoöfobie,
- het natuurtype (onweer, water, natuurverschijnselen),
- het ziekte- en operatietype (naaldangst, verwondingsangst, bloedangst),
- het situationele type (hoogtevrees, pleinvrees, autorijangst, etc.).
Fobieën kunnen zich ontwikkelen door associatie met een (traumatische) ervaring. Als iemand bijvoorbeeld een auto-ongeluk meemaakt, kan een fobie voor autorijden ontstaan.
Oorzaak
[bewerken | brontekst bewerken]Hoe een fobie ontstaat is grotendeels onbekend. In principe kan iedereen een fobie ontwikkelen. Specifieke fobieën zoals de angst voor spinnen ontstaan vaak in de kinderjaren en kunnen spontaan over gaan. Andere fobieën (waaronder sociale fobieën) ontstaan vaak tijdens de adolescentie en jonge volwassenheid. Sommige mensen zijn gevoeliger voor het ontwikkelen van een fobie. Dit heeft voor een deel een genetische basis. Verder zijn mensen met een fobie gevoeliger voor het krijgen van andere fobieën.[4]
Bewust versus onbewust
[bewerken | brontekst bewerken]Onderzoek heeft laten zien dat bij fobische patiënten fobische stimuli zoals plaatjes van slangen of spinnen fysiologische vreesreacties kunnen oproepen zonder dat er sprake hoeft te zijn van een bewuste waarneming.[5] Dit is vastgesteld in condities waarbij de plaatjes zeer kort werden aangeboden en onmiddellijk werden gevolgd door maskerende plaatjes met onherkenbare of neutrale voorstellingen. Het laatste toont aan dat fobische reacties snel en automatisch kunnen worden opgeroepen in de hersenen. Het kan ook een teken zijn van een evolutionair mechanisme dat mensen in staat stelt bedreigende stimuli snel waar te nemen, zodat tijdig acties kunnen worden ondernomen.
Diagnose en Prevalentie
[bewerken | brontekst bewerken]Een op de vijf mensen krijgt in zijn of haar leven te maken met niet reële angsten zoals hoogtevrees boven op een ladder of een benauwd gevoel in de lift. Bij een op de tien mensen breidt deze angst zich uit tot een fobie.[4]
Artsen diagnosticeren of er bij de fobie sprake is van:
- hyperventilatie.
- paniekaanvallen.
- beperking in het functioneren en in de beleving van plezier of geluk.
- vermijdingsgedrag.
Vermijdingsgedrag is het ontlopen van situaties waarin de angst tot uiting zou kunnen komen. Vermijding kan op de lange termijn voor verergering zorgen. Dit gedrag houdt de fobie in stand.
Het centrale thema bij alle fobieën is: controle.
Bij veel mensen met een fobie is er sprake van schaamte. Gevolg hiervan is dat noodzakelijke behandeling wordt uitgesteld.
Behandeling
[bewerken | brontekst bewerken]Soms kan een fobie spontaan over gaan. Vaker echter is therapie noodzakelijk. Een fobie gaat niet over door wilskracht. Vaak weten mensen dat hun angst irrationeel is.[4]
Gedragstherapie is vaak een doeltreffende methode om op redelijk korte termijn te 'genezen' van een fobie. Gedragstherapie voor een fobie bestaat uit drie aanpakken, waarbij de behandeling telkens bestaat uit confrontatie:
Confrontatie met het onderwerp van de fobie gebeurt het best onder professionele begeleiding van een therapeut. De confrontatie met het angstwekkende object vermindert vaak de intensiteit van het angstgevoel (bijvoorbeeld door gewenning) en kan de angst zelfs doen verdwijnen. Het afbouwen van een emotionele lading of spanning heet desensitisatie'.
Bij cognitieve therapie zet de therapeut welgemikte vraagtekens bij de negatieve conclusies en aannames over het gevaar dat van het object van de fobie uitgaat. Door de dreiging in twijfel te trekken en onwaar te vinden, kan de angst oplossen.
Vaak wordt medicatie voorgeschreven om de symptomen van angst te dempen, voornamelijk angstremmers (benzodiazepines) en antidepressiva (SSRI's). Medicatie versnelt het anders kunnen denken over een fobie, maar vertraagt de uitwerking van technieken voor de vermindering van de emotie.
Niet-medisch en/of overdrachtelijk gebruik
[bewerken | brontekst bewerken]De term fobie wordt ook wel in niet-medische zin gebruikt, bijvoorbeeld in politieke of sociologische context. Het heeft dan de betekenis van angst, afkeer of haat voor bijvoorbeeld bepaalde categorieën personen. Voorbeelden zijn homofobie (afkeer van homoseksuelen), germanofobie (afkeer van Duitsland of Duitsers), islamofobie (afkeer van de islam), gerontofobie (afkeer van ouderen), xenofobie (afkeer van vreemden of buitenlanders) en gymnofobie (ziekelijke angst voor naakt zijn).
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Liddell, H.G. & Scott, R. (1940). A Greek-English Lexicon. revised and augmented throughout by Sir Henry Stuart Jones. with the assistance of. Roderick McKenzie. Oxford: Clarendon Press.
- ↑ a b American Psychiatric Association. (1994). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4de uitgave). Washington, DC: Auteur.
- ↑ American Psychiatric Association. (1989). Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van den DSM-III-R. Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger B.V.
- ↑ a b c Doodgewoon doodeng, Artikel verschenen in De Volkskrant, zaterdag 25 oktober 2008, Jorien de Lege
- ↑ Ohman, A. & Soares J.J.F. (1994). Unconscious anxiety: phobic response to masked phobic stimuli. Journal of Abnormal Psychology, 103, 231-240