Frederik van Palts-Simmern (1460-1518)
Frederik (Simmern, 10 april 1460 – Trier, 22 november 1518) was een geestelijke uit het huis Palts-Simmern. Frederik was het vijfde kind van hertog Frederik I van Palts-Simmern en Margaretha van Gelre. Hij volgde net als de meeste van zijn broers een carrière in de Kerk en bekleedde een groot aantal geestelijke ambten.
Geestelijke carrière
[bewerken | brontekst bewerken]Al in 1469 werd Frederik benoemd tot domheer in Spiers. Op 22 maart 1470 werd hij op voordracht van zijn oom Stefan, de schatbewaarder van het kapittel, tot domheer in Keulen gekozen. Frederik kreeg de prebende van de kort daarvoor overleden Johan van Zweibrücken-Bitsch. In hetzelfde jaar werd hij ook domheer in Trier. In 1478 werd Frederik geëmancipeerd en trad hij als volwaardig lid toe tot de domkapittels van Keulen en Trier. Waarschijnlijk werd hij in hetzelfde jaar in Keulen tot koorbisschop verkozen. In 1487 trad hij ook toe tot het domkapittel van Mainz, waar hij een jaar later cantor werd. Daarnaast was Frederik nog actief als domheer in de domkapittels van Straatsburg en Maagdenburg. In Straatsburg wist hij zelfs op te klimmen tot domproost.[1] Ook buiten de domkapittels vervulde Frederik belangrijke functies: zo was hij was proost van het Maria ad Gradus-kapittel, scholaster van het Sint-Albanus-kapittel en kanunnik in de kapittels van Sint-Stefanus en Sint-Victor in Mainz.[2][3]
Op 21 augustus 1501 werd Frederik door aartsbisschop Johan II van Trier ingezworen als aartsdiaken en proost van het Sint-Kastorstift in Karden.[4][5] Frederik werd in 1508 verkozen tot Deken van het Keulse kapittel, waardoor hij zijn functie als koorbisschop moest opgeven. In 1489 had hij de verkiezing tot Deken nog verloren van Filips van Oberstein.[1]
Mis- en gebedenboek
[bewerken | brontekst bewerken]Frederik was de eerste eigenaar van een gebedenboek dat onder de titel Gebet- und Messbuch (msc.0015) in de universiteitsbibliotheek van Bremen wordt bewaard. Het werd rond 1475 geschreven in Keulen. Het handschrift is een combinatie van een mis-, gebeds- en getijdenboek en is geïllustreerd met acht miniaturen en dertien initialen. Op het schutblad staat een kwadrant afgebeeld met daarnaast een beweegbare messing wijzer. Het boek is waarschijnlijk een geschenk geweest van Frederiks moeder, Margaretha van Gelre. Het wapen van Gelre is namelijk als miniatuur in het boek opgenomen.[6]
Noten
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ a b (de) Wilhelm Kisky (1906): Die Domkapitel der geistlichen Kurfürsten in ihrer persönlichen Zusammensetzung im vierzehnten und fünfzehnten Jahrhundert, Böhlau Verlag, Weimar, blz. 40.
- ↑ (de) Willi Wagner (2003): Die Wittelsbacher der Linie Pfalz-Simmern: ihre Vorfahren, ihre Familien und ihre Grabdenkmäler, Böhmer Druckerei, Simmern, blz. 155
- ↑ (de) Sophie Mathilde, Gräfin zu Dohna (1960): Die ständischen Verhältnisse am Domkapitel von Trier vom 16. bis zum 18. Jahrhundert, Trier, blz. 97.
- ↑ (de) Ferdinand Pauly (1986): Germania Sacra; Neue Folge 19: Die Bistümer der Kirchenprovinz Trier. Das Erzbistum Trier 3: Das Stift Sankt Kastor in Karden an der Mosel, Walter de Gruyter, Berlijn, blz. 308-309. Gearchiveerd op 27 november 2022.
- ↑ Wagner geeft in navolging van Dohna 1503 op als jaar waarin Frederik benoemd werd tot aartsdiaken.
- ↑ (de) Irene Stahl (2004): Katalog der mittelalterlichen Handschriften der Staats- und Universitätsbibliothek Bremen, Wiesbaden, blz. 185.