beterhand
Uiterlijk
- be·ter·hand
- samenstelling van beter en hand [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beterhand | |
verkleinwoord |
- aan de beterhand: herstellende van een ziekte
- Hij is aan de beterhand van de griep en zal dus wel binnen enkele dagen weer op zijn werk verschijnen.
- Het woord beterhand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beterhand" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be