handoplegging
Uiterlijk
- hand·op·leg·ging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handoplegging | handopleggingen |
verkleinwoord |
de handoplegging v
- (religie) het leggen van de hand op iemands hoofd om een spiritueel of paranormaal effect te bewerkstelligen
- Kuyt praat met gehandicapte kinderen op een bijeenkomst van de Dirk Kuyt Foundation. Kuyt ondergaat een handoplegging van een magnetiseur. Kuyt huilt als hij over zijn overleden vader praat – altijd weer stuitend hoe makkelijk tv-makers naar tranen op zoek gaan.[2]
- De korte film draait onder anderen om de 22-jarige Daniel, een vlogger die zijn studie en baan opgaf voor God. Nu probeert hij, zingend, pratend in tongen en evangeliserend in de stad, mensen door handoplegging te genezen: "Toen God mijn ziel aanraakte, veranderde mijn leven."[3]
1. het leggen van de hand op iemands hoofd
- Het woord handoplegging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "handoplegging" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 21 oktober 2017
- ↑ Tubantia Annemart van Rhee 12 december 17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be