Opinie 13
Maandag 28 april 2014
Waarom willen wij wildernis?
In Nederland groeit de behoefte aan meer
wildernis of nieuwe natuur. Onder die
behoefte zit echter de roep om ons op een
andere manier tot de natuur te verhouden.
Opinie
N Martin Drenthen
D
e film De nieuwe wildernis
was een grote hit en in
recente debatten over natuurontwikkeling klinkt regelmatig een roep om meer wilde natuur.
Maar het begrip wildheid wordt
ook gebruikt voor oude natuur. Volgens Natuurmonumenten is Planken Wambuis, een oude landbouwenclave op de Veluwe, het ‘laatste
stukje wildernis in Nederland’.
En de Waddenzee wordt door de
Waddenvereniging gepresenteerd
als ‘de enige echte wildernis van
Nederland’.
Als wildernis ongerepte natuur
is, dan bestaat het niet in Nederland. Elke vierkante meter is hier
wel een keer op de schop gegaan.
Het inspireerde Descartes tot zijn
beroemde uitspraak dat God misschien de wereld had geschapen,
maar de Hollanders schiepen
Holland.
Zou het begrip misschien iets anders betekenen in de hedendaagse
discussies over natuur? Waarom
speelt dat begrip wildernis toch zo’n
grote rol in het debat over onze relatie tot natuur?
In recente pleidooien voor
nieuwe wildernis of nieuwe natuur
wordt met enige regelmaat verwezen naar de waarde van wildheid.
Wat daarbij opvalt, is dat wildheid
niet zozeer verwijst naar een bepaalde eigenschap van de natuur
zelf, maar veeleer naar de rol van de
mens binnen die natuur. Wildernis
wordt daarbij vaak gepresenteerd
als een plaats waar de mens zich op
een bepaalde manier uit heeft teruggetrokken. De roep om meer wildernis is dus eigenlijk een roep om ons
op een andere manier tot de natuur
te verhouden.
Woestenij
In de geschiedenis van Europa was
wildernis lange tijd synoniem voor
woestenij: wildernis was het ongepolijste, ongevormde en in zekere
zin onmenselijke en barbaarse.
Wanneer mensen in vroeger eeuwen door de Alpen trokken, dan
sloten ze de gordijntjes van de postkoets, omdat zelfs de aanblik van
de woestenij je ziel reeds kon bederven. Wildheid was die subversieve
kracht die de menselijke morele
orde kon ondermijnen; de menselijke cultuur moest juist veroverd
worden op de ongeordende chaos
van de wilde natuur.
Sinds de Romantiek is dit beeld
van wildernis op zijn kop gezet.
De maatschappelijke ordening verscheen plotseling zelf als gekunsteld
en onecht, en wildernis stond juist
model voor alles wat puur en ongerept was, nog niet bedorven door de
mens. Wildheid werd daarmee een
medicijn tegen een overdaad aan gekunsteldheid. ,,In wildheid schuilt
het behoud van de wereld”, aldus de
Amerikaanse filosoof Thoreau.
En sinds de Romantiek zijn we
ons alleen nog maar bewuster geworden van de gekunsteldheid van
de menselijke cultuur. Veel van de
zaken waar we ons druk om maken,
blijken een tijdje later alweer voos
en onecht. Onze hedendaagse cultuur lijkt zich bewust van de toevalligheid en willekeur van de tijdgebonden menselijke morele waarden
en idealen. En juist daarom zijn
we des te meer gefascineerd door
datgene wat onttrekt zich aan de
gangbare morele orde. Het rauwe,
ongepolijste, tegendraadse en onorthodoxe fascineert ons. En ook onze
fascinatie met wildheid is, zo meen
ik, een fascinatie voor wat zich aan
onze morele normen onttrekt. Zo
confronteert wildheid ons met de
grenzen van onze morele orde.
Tegengif
Wildernissen zijn plaatsen waar
de menselijke ordening voor een
moment wordt opgeschort. Plekken
waarin het door modes en hypes
vergeven, dolgedraaide moderne
leven niet langer domineert, waar
menselijke regels zijn opgeschort
en de natuur haar gang kan gaan. Zo
kan wildernis als een tegengif dienen voor de gekte van het moderne
leven.
Een natuurontwikkelaar noemde
enkele jaren geleden om die reden
de nieuwe natuur een ,,waanzinnige oase”: een plek waar de zin, de
ratio van het moderne leven buiten
de orde is gesteld. In de wildernis
kunnen we de menselijke wereld
tijdelijk achter ons laten, bijkomen
van de gekte van de menselijke
maatschappij. Zo bezien zijn natuurontwikkelingsprojecten vooral een
kritiek op een te ver doorgeschoten
cultivering van het landschap.
Wildheid is zo een ethisch be-
Wildernis wordt
vaak gepresenteerd
als een plaats
waar de mens zich
op een bepaalde
manier uit heeft
teruggetrokken
De mooie halfnatuur van de Veluwe is het resultaat van het onvermogen van mensen uit voorbije eeuwen
om hun wereld volledig naar hun hand te zetten. Foto: ANP
grip dat ons eraan herinnert dat er
een grens is aan ons maken, dat er
iets aan onze controle ontsnapt en
dat het belang van het menselijke
morele oordeel zelf moet worden
gerelativeerd.
De paradox van een beroep op de
wildheid van nieuwe natuur is uiteraard dat zo’n relativering van de
menselijke cultuur zelf uitdrukking
is van een menselijke waarde. Het
is die paradox die huidige discussies
over nieuwe natuur zo lastig maakt.
Als het zo is dat we de wildernis moreel waarderen, juist omdat ze niet
in onze morele ordening past, dan
zal het lastig zijn om aan dat verlangen een vorm te geven.
We zijn geïnteresseerd in natuur
die aan onze controle ontsnapt en
gefascineerd door de grenzen van
onze beschikkingsmacht. Daarom
creëren natuurontwikkelaars ‘nieuwe wildernissen’ als vrijplaatsen
buiten de maatschappelijke orde.
We lopen met hightech gadgets
beladen door de natuur op zoek
naar authentieke ervaringen van
wildheid. Maar we dreigen diezelfde
wildheid vervolgens juist kwijt
te raken door de manier waarop
we ons verlangen naar wildheid
vormgeven.
De nieuwe wildernis leidt ons
dus niet uit de cultuur, maar houdt
ons veeleer een spiegel voor.
Oude wildernis
Des te interessanter dat Natuurmonumenten onlangs een oud cultuurlandschap expliciet als ‘oudste
wildernis van Nederland’ presenteerde. Diverse media spongen er
onmiddellijk bovenop, en zagen
hierin een doelbewuste tegenzet
van Natuurmonumenten tegenover
de Nieuwe Wildernis-retoriek van
Staatsbosbeheer.
Interessanter is het om te vragen
wat dat begrip wildernis hier betekent. Het verwijst niet naar ongerepte natuur, want de Veluwe wordt
sinds vele eeuwen gerept. Ook
betekent het niet ‘aan zichzelf overgelaten’, want het landschap wordt
ook nu nog steeds redelijk intensief
beheerd. De wildheid van Planken
Wambuis lijkt eerder te maken te
hebben met de oude geschiedenis
van dit landschap. Het is een levend
relict dat ons in contact brengt met
ons verleden, ons toont hoe onze
Natuurprojecten
zijn vooral een
kritiek op een te
ver doorgeschoten
cultivering van het
landschap
voorouders hier probeerden een
leven op ter bouwen, en hoe de natuur daarop reageerde, soms op een
voorspelbare wijze, maar meestal
met onverwachte gevolgen.
Het is dat levende landschap dat
ons aanspreekt en ons een spiegel
voorhoudt. De wildheid van Planken
Wambuis roept ons op om te erkennen dat de mooie halfnatuur van de
Veluwe niet slechts het resultaat is
van menselijk handelen, maar een
onbedoeld resultaat. Het is ook het
resultaat van het onvermogen van
mensen uit voorbije eeuwen om
hun wereld volledig naar hun hand
te zetten. Het laat ons, die veel meer
kunnen beheersen, zien dat we
ons zelf moeten beheersen in ons
beheer, dat we het creatieve spel
tussen de mens en zijn tegenspeler
natuur niet moeten stilleggen en
het landschap niet moeten bevriezen tot een enkel moment uit zijn
geschiedenis en zo vervangen door
een karikatuur van dat landschap.
We zoeken in de nieuwe en oude
wildernis een plaats voorbij onze
al-te-menselijke maat. Onze fascinatie voor oude en nieuwe wildernis
berust op een sluimerend besef van
de menselijke eindigheid, en vraagt
daarom ook om een zekere zelfmatiging en ethische terughoudendheid.
Van die terughoudendheid is jammer genoeg te weinig te merken in
de meeste discussies over de betekenis van wildernis.
p Martin Drenthen is milieufilosoof aan de Radboud Universiteit. Dit is een bewerking van
zijn lezing op de Dag van de
Milieufilosofie 22 april (Wereld
Aarde Dag) in Utrecht.