Naar inhoud springen

donker

Uit WikiWoordenboek
  • don·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord donker (donkers)
verkleinwoord donkertje donkertjes

donker m / o

  1. toestand dat er geen licht is, duisternis
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen donker donkerder donkerst
verbogen donkere donkerdere donkerste
partitief donkers donkerders -

donker

  1. zonder licht
    • Door de stroomuitval zitten we nu al anderhalve dag in een donker huis. 
  2. weinig licht terugkaatsend, niet licht van kleur
     Hij ging op het geluid af en zag, op een bergweitje tussen de rotsen, een kleine donkere jongen zijn geiten hoeden.[6]
  3. somber
vervoeging van
donkeren

donker

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van donkeren
    • Ik donker. 
  2. gebiedende wijs van donkeren
    • Donker! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van donkeren
    • Donker je? 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[7]
pFad - Phonifier reborn

Pfad - The Proxy pFad of © 2024 Garber Painting. All rights reserved.

Note: This service is not intended for secure transactions such as banking, social media, email, or purchasing. Use at your own risk. We assume no liability whatsoever for broken pages.


Alternative Proxies:

Alternative Proxy

pFad Proxy

pFad v3 Proxy

pFad v4 Proxy