finaledag
Uiterlijk
- fi·na·le·dag
- samenstelling van finale zn en dag zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | finaledag | finaledagen |
verkleinwoord |
de finaledag m
- de laatste dag van een toernooi, waarop de laatste en beslissende wedstrijden worden gespeeld; de dag van de finale
- ▸ Maar van Astrid Stockman wist ik dit jaar bijvoorbeeld dat ze een van de finaledagen niet kon. Ze had een concert in Frankrijk in haar agenda staan. Zodra ik zag hoe goed ze het deed, ben ik meteen naar een nieuwe datum gaan zoeken.[1]
- ▸ Van Gerwen kende overigens een prima finaledag, met zeges op Mensur Suljovic (6-4), Krzysztof Ratajski (6-5) en - in de halve finale - Dave Chisnall (7-1). In al zijn partijen, ook in de finale, scoorde Mighty Mike gemiddeldes van boven de 100.[2]
- Het woord finaledag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Pieter Dumon“De interne keuken van ‘De slimste mens’: medewerkers klappen uit de biecht” (8 december 2019), De Morgen
- ↑ Weblink bron “Joe Cullen verrast Michael van Gerwen in finale” (08-09-2019), Tubantia