groenoog
Uiterlijk
- groen·oog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groenoog | groenogen |
verkleinwoord | groenoogje | groenoogjes |
het groenoog o
- ziekte of afwijking aan de ogen van een paard
- Het woord 'groenoog' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "groenoog" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be