DSV_Strongs(i)
1
H1697
De geschiedenissen
H5166
van Nehemia
H1121
, zoon
H2446
van Hachalja
H1961 H8799
. En het geschiedde
H2320
in de maand
H3691
Chisleu
H6242
, in het twintigste
H8141
jaar
H589
, als ik
H7800
te Susan
H1002
in het paleis
H1961 H8804
was;
2
H935 H8799
Zo kwam
H2607
Hanani
H259
, een
H4480
van
H251
mijn broederen
H1931
, hij
H582
en [sommige] mannen
H4480
uit
H3063
Juda
H7592 H8799
, en ik vraagde
H5921
hen naar
H3064
de Joden
H834
, die
H6413
ontkomen waren
H7604 H8738
(die overgebleven waren
H4480
van
H7628
de gevangenis
H5921
), en naar
H3389
Jeruzalem.
3
H559 H8799
En zij zeiden
H7604 H8737
tot mij: De overgeblevenen
H834
, die
H4480
van
H7628
de gevangenis
H8033
aldaar
H4082
in het landschap
H7604 H8738
zijn overgebleven
H1419
, zijn in grote
H7451
ellende
H2781
en in versmaadheid
H3389
; en Jeruzalems
H2346
muur
H6555 H8794
is verscheurd
H8179
, en haar poorten
H784
zijn met vuur
H3341 H8738
verbrand.
4
H1961 H8799
En het geschiedde
H428
, als ik deze
H1697
woorden
H8085 H8800
hoorde
H3427 H8804
, zo zat ik neder
H1058 H8799
, en weende
H56 H8691
, en bedreef rouw
H3117
, [enige] dagen
H1961 H8799
; en ik was
H6684 H8802
vastende
H6419 H8693
en biddende
H6440
voor het aangezicht
H430
van den God
H8064
des hemels.
5
H559 H8799
En ik zeide
H577
: Och
H3068
, HEERE
H430
, God
H8064
des hemels
H1419
, Gij, grote
H3372 H8737
en vreselijke
H410
God
H1285
! Die het verbond
H2617
en de goedertierenheid
H8104 H8802
houdt
H157 H8802
dien, die Hem liefhebben
H4687
, en Zijn geboden
H8104 H8802
houden.
6
H1961 H0
Laat
H4994
toch
H241
Uw oor
H7183
opmerkende
H5869
, en Uw ogen
H6605 H8803
open
H1961 H8799
zijn
H8085 H8800
, om te horen
H413
naar
H8605
het gebed
H5650
Uws knechts
H834
, dat
H595
ik
H3117
heden
H6440
voor Uw aangezicht
H6419 H8693
bid
H3119
, dag
H3915
en nacht
H5921
, voor
H1121
de kinderen
H3478
Israels
H5650
, Uw knechten
H3034 H8693
; en ik doe belijdenis
H5921
over
H2403
de zonden
H1121
der kinderen
H3478
Israels
H834
, die
H2398 H8804
wij tegen U gezondigd hebben
H589
; ook ik
H1
en mijns vaders
H1004
huis
H2398 H8804
, wij hebben gezondigd.
7
H2254 H8800
Wij hebben het ganselijk
H2254 H8804
tegen U verdorven
H3808
; en wij hebben niet
H8104 H8804
gehouden
H4687
de geboden
H2706
, noch de inzettingen
H4941
, noch de rechten
H834
, die
H5650
Gij Uw knecht
H4872
Mozes
H6680 H8765
geboden hebt.
8
H2142 H8798
Gedenk
H4994
toch
H1697
des woords
H834
, dat
H5650
Gij Uw knecht
H4872
Mozes
H6680 H8765
geboden hebt
H559 H8800
, zeggende
H859
: Gijlieden
H4603 H8799
zult overtreden
H589
, Ik
H853
zal u
H5971
onder de volken
H6327 H8686
verstrooien.
9
H413
En gij zult u tot
H7725 H8804
Mij bekeren
H4687
, en Mijn geboden
H8104 H8804
houden
H853
, en die
H6213 H8804
doen
H518
; al
H1961 H8799
waren
H5080 H8737
uw verdrevenen
H7097
aan het einde
H8064
des hemels
H4480 H8033
, Ik zal hen vandaar
H6908 H8762
verzamelen
H935 H8689
, en zal ze brengen
H413
tot
H4725
de plaats
H834
, die
H977 H8804
Ik verkoren heb
H8034
, om Mijn Naam
H8033
aldaar
H7931 H8763
te doen wonen.
10
H1992
Zij
H5650
zijn toch Uw knechten
H5971
en Uw volk
H834
, dat
H6299 H8804
Gij verlost hebt
H1419
door Uw grote
H3581
kracht
H2389
en door Uw sterke
H3027
hand.
11
H577
Och
H136
, HEERE
H1961 H0
, laat
H4994
toch
H241
Uw oor
H7183
opmerkende
H1961 H8799
zijn
H413
op
H8605
het gebed
H5650
Uws knechts
H413
, en op
H8605
het gebed
H5650
Uwer knechten
H2655
, die lust hebben
H8034
Uw Naam
H3372 H8800
te vrezen
H5650
; en doe het toch Uw knecht
H3117
heden
H6743 H8685
wel gelukken
H5414 H8798
, en geef
H7356
hem barmhartigheid
H6440
voor het aangezicht
H2088
dezes
H376
mans
H589
. Ik
H1961 H8804
nu was
H4428
des konings
H8248 H8688
schenker.